Afdingen hoort erbij in een land als Marokko. Toch is het in sommige gevallen beter gewoon de gevraagde prijs te betalen, leerde ik op weg naar Taghazout.

De bus van Supratours had me van Marrakech naar Agadir gebracht. De taxichauffeurs van Agadir stonden me al op te wachten.
‘Taghazout,’ zei ik.
‘Hundred dirham,’ kreeg ik als antwoord.
Zo’n 25 euro. Dat leek me wat te dol voor een ritje van een half uur. Voor een local zou het minder dan de helft zijn, gokte ik. Maar goed, ik was overduidelijk niet iemand die in Marokko woonde.
’60,’ riep ik. ’Sixty, sixty. Not more.’
Er stonden een stuk of tien taxi’s op het plein, allemaal oranje auto’s, met oranje bordjes erop. De chauffeurs ervan stonden in een groepje tegenover me. Ze haalden hun schouders op, grijnsden wat en herhaalden hun prijs. ‘100’.
Ik hees mijn twee tassen wat hoger op mijn schouders en liep naar de uitgang van het plein. Dan maar een bus zoeken. Of een andere taxi. Eentje die niet bij deze clan hoorde. Iemand volgde me.
‘Taghazout?’
Ik draaide me om en zag een man met opgeschoren haar, een snor en een zenuwachtige oogopslag. Met de palm van zijn hand veegde hij het glimmende zweet van zijn voorhoofd.
‘Ja,’ zei ik, ‘Taghazout. Maar ik betaal 60 dirham, niets meer.’
’100, oké? Taghazout is ver.’
’Nee, ‘ wierp ik tegen, ‘Taghazout is niet zo ver. Slechts een half uurtje rijden. 80 dirham.’
‘Oké,’ zei hij zuchtend. ’80.’
De chauffeur ging me voor. Bij de oranje taxi’s vandaan, van het plein af, de hoek om. Daar stond een krakkemikkig ogende auto, half op de stoep. Niet oranje maar wit, of eigenlijk grijs van het vuil. Ik begreep dat de man geen taxichauffeur was, maar iemand die op deze manier wat bijverdiende. Hij opende de kofferbak. Ik zette mijn tassen erin.
We waren de straat nog niet uit, of de man begon al over de prijs. ‘Taghazout is ver,’ zei hij. ‘Het kost 100 dirham, dat is de normale prijs.’
‘Stop de auto,’ reageerde ik, vanaf de achterbank, mijn hand al bij de hendel om de deur te openen. ‘Stop de auto, ik wil uitstappen. Stoppen, nu!’
‘Oké, oké, 80 dirham,’ zei de man, op een toon alsof ík de onredelijke was.
‘Don’t fuck with me,’ reageerde ik. ‘Ik ben geen toerist. Don’t fuck with me.’
Ik had het idee dat de man de verkeerde kant op reed. Ik checkte Google Maps op mijn telefoon. We reden inderdaad niet naar het noorden, richting Taghazout, maar naar het oosten, het centrum van Agadir in. Fuck, dacht ik. Waarom heb ik mijn tassen ook niet bij me gehouden?
‘Waar ga je naartoe?’ vroeg ik.
‘Waar ik naartoe ga? Naar Taghazout.’
‘Nee,’ zei ik. ‘Dit is niet de weg naar Taghazout.’
‘Ik moet eerst tanken. Benzine. Taghazout is ver.’
Ik zuchtte.
De man ging inderdaad tanken. Het duurde nogal lang. Ik keek over mijn schouder uit het raam. Hij stond achter de auto te telefoneren.
‘Het is warm,’ zei de man toen hij weer in de auto stapte. ‘Erg warm, vind je niet?’
Mijn chauffeur reed een paar kilometer richting het noorden, de goede kant op, maar nam toen weer een afslag in oostelijke richting.
‘Waar ga je naartoe?’
‘Ik ga naar mijn vrouw, mijn vrouw moet ook naar Taghazout. Is dat goed, dat ik mijn vrouw ophaal?’
De situatie beviel me totaal niet, maar ik had niet het gevoel dat ik er veel aan kon veranderen.
‘Ja hoor, haal je vrouw maar op. Waarom niet.’
We stopten in een opgebroken straat met veel zwerfafval. Er stapte een gedrongen, nors kijkend vrouwtje in. Met een hoofddoek, uiteraard. Ik groette haar. Salam. Ze zei niets terug. Ze gaf een fles water aan de man. De man stak de fles naar mij toe. ‘Hier, drink wat, het is warm.’
‘Nee, dank je,’ zei ik. ‘Ik hoef geen water.’
‘Geen water?’
‘Nee, ik hoef geen water.’
De man nam zelf een paar slokken en gaf de fles weer aan de vrouw, die ook een paar slokken nam. Toch geen gif, dus.
De twee begonnen op gespannen toon met elkaar te praten. In het Dajira, oftewel het Marokkaans-Arabisch. Ik herkende het woord hamsa, wat ze een paar keer herhaalden. Hamsa betekende vijf.
Word ik hun vijfde slachtoffer van deze week? Heeft de vrouw ergens vijf handlangers klaargezet om me te beroven? Gaan ze me met vijf messteken om het leven brengen?
Ik keek op mijn telefoon, en uit het raam. We zaten ondertussen op de juiste weg naar Taghazout, het verre Taghazout, zag ik, met de zee steeds aan mijn linkerkant. Relax, zei ik tegen mezelf. Geniet van de rit, alles oké. Maar ik voelde dat mijn lijf nog niet aan ontspannen toe was.
Zo onopvallend mogelijk probeerde ik een filmpje van de chauffeur te maken. Ik dacht, als er wel iets geks gebeurt, heb ik in elk geval beeld van die man.
Ik had vooral mijn eigen schoenen gefilmd, zag ik later.



Toen het blauwe bolletje op Google Maps bijna Taghazout had bereikt, frutselde ik het papiergeld uit het hoesje van mijn telefoon. Ik vond de twee briefjes van honderd die ik in Marrakech had gepind, niets anders.
Mijn chauffeur stopte in de berm, aan de rand van Taghazout. Ik begreep dat hij niet verder wilde rijden, om niet tussen de échte taxichauffeurs te hoeven stoppen.
Ik stapte uit, vastbesloten om niks te betalen tot ik mijn tassen bij me had. De man stapte uit en opende de kofferbak, ik pakte mijn twee tassen.
‘Ik wil 20 terug, oké?’ zei ik, terwijl ik mijn biljet van 100 liet zien, zonder het aan te reiken.
De man graaide in zijn zakken. Ik hoorde wat muntjes rammelen. ‘Wacht,’ zei hij. Hij verdween in de auto en kwam terug met een biljet van 10.
‘Dit is alles wat ik heb,’ zei hij, terwijl hij het zweet nog eens van zijn voorhoofd veegde.
Ik ging akkoord.
Ik hees de tassen op mijn rug, liep richting het centrum, en berekende tijdens het afleggen van de laatste meters naar Taghazout dat ik 2,50 euro had bespaard.
Reactie plaatsen
Reacties